oktober 2013
Het merendeel van de Europese wijnstokken wordt vandaag de dag geënt. Ze zijn een assemblage van een onderstok en een ent van het gewenste druivenras. Dit enten is het gevolg van de phylloxeracrisis die eind 19e eeuw heerste.
De phylloxera, de uit Amerika afkomstige druifluis, tast het wortelsysteem van een wijnrank zodanig aan dat deze uiteindelijk het loodje legt. Hij dook rond 1860 voor het eerst op in Frankrijk en begon aan een opmars door wijngebieden in heel Europa. Door de snelle verspreiding van de druifluis kwam de wijnbouw in Europa in zeer grote problemen. Hele wijngebieden werden verwoest.
Eerste oplossingen waren het onder water zetten van de wijngaard of het verzanden ervan (de druifluis gedijt niet in zandgrond). Na vele jaren van onderzoek kwam men erachter dat de Amerikaanse druivenrassen resistent zijn tegen de druifluis. Men ging Europese en Amerikaanse druivenrassen kruisen om te kijken of deze ook resistent zouden zijn. Deze hybride soorten leverden echter wijn van zeer middelmatige kwaliteit. Dit vormde dus geen oplossing. Hybride soorten mogen inmiddels zelfs niet meer worden aangeplant in Europa.
Uiteindelijk werd het enten van Europese druivenrassen op Amerikaanse onderstokken als definitieve oplossing geïntroduceerd. Er is nu een dertigtal onderstokken toegestaan, en de keuze voor een bepaalde onderstok hangt vooral af van zijn geschiktheid voor het bodemtype waarin hij zal worden geplant. De onderstok lijkt de structuur en dus ook de smaak van de druif niet wezenlijk te beïnvloeden.
Terug naar wijnweetjes