Mineraliteit

augustus 2012

Mineralen zijn de bouwstenen van deze aarde. Zachtere mineralen (kalium, calcium, fosfaat, sulfaat) lossen tijdens het verweringsproces op in bodemwater. Als zodanig kunnen ze door de wortels van wijnranken worden opgenomen en in de druif terechtkomen. De mineralen zijn zelf geurloos, maar zorgen in wijn voor structuur (los van zuren en tannines). Mineralen zorgen er ook voor dat deze structuur aroma’s kan dragen en daardoor kan bijdragen aan de complexiteit en lengte van de wijn. Kalium kan in de druif een verbinding aangaan met wijnsteenzuur en wijnsteen vormen. Dat leidt tot een lichte verzilting, een versterking van de smaak.

Harde mineralen als vuursteen en kwarts lossen niet op in bodemwater en worden dan ook niet opgenomen. Toch kan een Chablis naar natte kiezelsteentjes ruiken en een Pouilly Fumé of een Sancerre een aroma van vuursteen hebben. Dit wordt ook wel aangeduid met mineraliteit. Deze minerale aroma’s zijn echter niet door de wortels van de wijnrank uit de bodem opgenomen, maar komen op een andere wijze tot stand. Hoe dat gebeurt, is helaas nog niet bekend.

Hoe proef je mineraliteit? Tjitske Brouwer MV dicht mineraliteit o.a. de volgende kenmerken toe:
• Het doet aan de bodem denken
• Het is geen zuur, maar kan wel hetzelfde mondgevoel geven
• Het is iets positiefs: een wijn heeft nooit téveel mineraliteit
• Mineraliteit gaat samen met een puurheid in aromatische expressie.

Volgens Lars Daniëls MV staat mineraliteit voor het tegenovergestelde van uitbundige fruitigheid – heeft een wijn minder fruitige aroma’s dan kan de mineraliteit meer worden waargenomen.

Terug naar wijnweetjes